Door de inkeerregeling tijdig te benutten, kan een belastingplichtige voorkomen dat de Belastingdienst hem een vergrijpboete oplegt. Inkeren betekent het alsnog indienen van een juiste en volledige aangifte of het alsnog verstrekken van juiste en volledige inlichtingen, gegevens en aanwijzingen. De inkeer moet uiterlijk twee jaar nadat de belastingplichtige een onjuiste of onvolledige aangifte heeft ingediend of een aangifte had moeten indienen, plaatsvinden. Inkeren kan niet als de belastingplichtige weet of in redelijkheid moet vermoeden dat de inspecteur bekend is of zal worden met de onjuistheid of onvolledigheid. Heeft een (buitenlandse) bank een brief gestuurd naar zijn rekeninghouder waarin staat dat de Belastingdienst informatie heeft gevraagd over de rekeninghouders? Dan moet de rekeninghouder vermoeden dat de fiscus achter eventuele verzwegen banksaldi gaat komen en is hij te laat met inkeren. Tot dit oordeel komt Hof Amsterdam.
Het is niet mogelijk om gebruik te maken van de inkeerregeling voor zover het indienen van de onjuiste of onvolledige aangifte of het verstrekken van onjuiste informatie ziet op inkomen uit box 2 of box 3.