De Belastingdienst mag iemand niet dwingen om mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Dit is het zogeheten verbod op zelfincriminatie. Vraagt de inspecteur aan belastingplichtigen om gegevens over bijvoorbeeld verzwegen buitenlandse bankrekeningen? Dan kunnen deze belastingplichtigen pas een beroep doen op het verbod op zelfincriminatie als sprake is van enige dwang tot het afgeven van de informatie. Bovendien moet de belastingplichtige verdacht worden van een strafbaar feit. Het verbod op zelfincriminatie verhindert niet het gebruik van wilsonafhankelijk materiaal. Alleen als de autoriteiten specifiek bepaalde stukken willen hebben waarvan het bestaan al vaststaat (specific pre-existing documents), is er sprake van wilsonafhankelijk materiaal. Dwingt de fiscus een belastingplichtige tot het afgeven van documenten waarvan de inspecteur alleen maar het bestaan vermoedt? Dan is sprake van een ‘fishing expedition’ en dat is niet toegestaan. Uiteraard is het verbod op zelfincriminatie altijd van toepassing op bewijs dat met foltering is verkregen. Tot deze conclusies komt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Ten slotte moet men nagaan of een procedure niet de essentie van het verbod op zelfincriminatie heeft geëlimineerd.