Het lage-inkomensvoordeel (LIV) draagt maar in beperkte mate bij aan het stimuleren van werkgevers om mensen met een laag inkomen in dienst te nemen en te houden. Daarom is in het coalitieakkoord afgesproken om het LIV af te schaffen. De vrijkomende middelen worden onder meer gebruikt voor het structureel maken van het ‘loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak’, en het verzachten van de gevolgen van het afschaffen van het LIV voor de sociale werkvoorziening. Naast de afschaffing van het LIV worden de criteria van het loonkostenvoordeel, voor het herplaatsen van een werknemer met een arbeidshandicap, met het wetsvoorstel verruimd. Met de verruiming komen werkgevers in meer gevallen in aanmerking voor loonkostenvoordeel wanneer zij een werknemer met een arbeidshandicap gedeeltelijk herplaatsen in de eigen functie of (geheel of gedeeltelijk) elders in het bedrijf.
Op een later moment wordt de stapsgewijze afschaffing van het loonkostenvoordeel voor oudere werknemers aan het wetsvoorstel toegevoegd.