In een zaak voor hof Den Bosch had een bv in 2019 een perceel grond verkregen met daarop een gebouw. Oorspronkelijk ging het om een woning. Vanaf 1930 is het desbetreffende adres echter niet bewoond geweest. Vanaf 1935 is het gebouw gebruikt als bankgebouw en effectenkantoor. Daarbij hebben door de jaren heen verbouwingen plaatsgevonden om het gebruik als (bank)kantoor mogelijk te maken of te continueren. De bv stelt dat zij over haar verkrijging van de onroerende zaak slechts 2% overdrachtsbelasting hoeft te betalen. Zij meent dat het gebouw kwalificeert als een woning, wat in 2019 voldoende was voor toepassing van het lage tarief. De bv betoogt dat slechts beperkte aanpassingen vereist zijn om het pand weer geschikt te maken voor bewoning. Maar volgens het hof zijn meer dan beperkte aanpassingen nodig om de onroerende zaak weer geschikt te maken voor bewoning. Daarom gold het normale tarief overdrachtsbelasting. Overigens is niet vereist dat de oude toestand volledig wordt hersteld.
Inmiddels gelden aanvullende voorwaarden voor de toepassing van het lage tarief overdrachtsbelasting. Zo moet de woning in beginsel het niet-tijdelijke hoofdverblijf van de verkrijger worden. Dit moet ook blijken uit een schriftelijke verklaring