Sommige werknemers ontvangen aan het einde van hun dienstbetrekking een zogeheten vertrekvergoeding. In een zaak voor rechtbank Gelderland heeft de ex-werkgever de vergoeding uitbetaald in januari 2020. Maar de uitbetaling van de vergoeding is bij de werkgever verwerkt in de loonaangifte van het tijdvak december 2019. De inspecteur stelt dat de vertrekvergoeding bij de werknemer is belast in 2019. De rechtbank wijst dit standpunt af. Het fiscale genietingsmoment van de vertrekvergoeding is het moment waarop de werknemer deze heeft ontvangen. Een inkomst is namelijk vorderbaar als een recht op directe betaling bestaat. Daarbij moet het bedrag zijn op te vorderen en het moet inbaar zijn als de schuldeiser daarom verzoekt. De civiele rechtsverhouding tussen de werknemer en zijn ex-werkgever bepaalt het fiscale genietingsmoment. De manier waarop de ex-werkgever de vertrekvergoeding heeft verwerkt in zijn loonadministratie is wel van belang voor de fiscale rechtsverhouding tussen de oud-werkgever en de Belastingdienst.
Overtreft de vertrekvergoeding het zogeheten toetsloon dat meer dan € 612.000 (bedrag 2023) bedraagt? Dan is de werkgever ook nog eens pseudo-eindheffing verschuldigd.