Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunnen partijen tot tien dagen vóór een zitting nadere stukken indienen. Maar de termijn van deze wetsbepaling is volgens rechtbank Oost-Brabant geen harde grens. Dat komt doordat de 10-dagentermijn voortvloeit uit het beginsel van hoor en wederhoor en uit het belang van een goede procesorde. Daarom moet een rechter het toelaten van stukken, die te laat maar meer dan tien dagen vóór de zitting zijn ingediend, toetsen aan de goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor. Als de wederpartij door het toelaten van zulke stukken wordt geschaad in zijn procesbelang, mag de rechter die stukken niet in behandeling nemen, aldus rechtbank Oost-Brabant.
In de desbetreffende zaak heeft de rechtbank stukken buiten beschouwing gelaten die uiteindelijk ruim zeven maanden na het verstrijken van de verlengde termijn waren ingediend. Voor deze termijnoverschrijding bestond geen goed excuus. Ook dit speelde mee bij het buiten beschouwing laten van de stukken.