Sommige tussenhoudstermaatschappijen lenen geld van hun moedervennootschap om dit tegen onzakelijke leenvoorwaarden door te lenen aan de kleindochtervennootschappen. Er is dan geen sprake van bedrijfsmatig of commercieel handelen, waarbij de tussenhoudstermaatschappij streeft naar een maximaal rendement. In dat geval is de tussenhoudstermaatschappij volgens hof Amsterdam geen ondernemer voor de btw.
Volgens het hof is een mogelijk van de kleindochtervennootschap te ontvangen dividend in beginsel geen tegenprestatie in de zin van de btw.