Op grond van de zogeheten earningsstrippingmaatregel mag een bv per saldo over een belastingjaar niet meer aftrekken dan 20% van haar ‘earnings before interest, tax, depreciation and amortisation’ (EBITDA), of, als dat meer is, € 1 miljoen. Voor veel bv’s die vastgoed exploiteren knelt deze maatregel behoorlijk. Daarom knippen sommige vastgoed-bv’s hun met vreemd vermogen gefinancierde investeringen op over verschillende vennootschappen. Door allocatie van de rentelasten blijven zij onder de drempel van de earningsstrippingmaatregel. De wetgever wil dit opknipgedrag bestrijden door het maximum aan het rentesaldo in de earningsstrippingmaatregel voor vastgoed-bv’s met aan derden verhuurd vastgoed te verlagen. Het is zelfs mogelijk dat de wetgever zal besluiten om in deze situatie het maximum op nihil te stellen. Vastgoed-bv’s met aan derden verhuurd vastgoed kunnen dan alleen een verschuldigde rente aftrekken voor zover daar een ontvangen rente tegenover staat. Het is de bedoeling dat deze maatregel in het Belastingplan 2025 belandt.
De bv kan het deel van de renteaftrek dat zij als gevolg van de earningsstrippingmaatregel niet mag aftrekken, voortwentelen naar het volgende fiscale boekjaar.