Stel dat een grootaandeelhouder van een bv daarnaast een bestuurder is van een stichting. De holding en de stichting gaan met elkaar in economische zin samenwerken. Vervolgens leent de grootaandeelhouder een geldbedrag uit aan de stichting. In deze situatie stelt de grootaandeelhouder een bedrag ter beschikking aan een samenwerkingsverband waaraan ook zijn bv deelneemt. Dat betekent dat de lening niet in box 3 valt, maar in het vermogen voor het resultaat uit overige werkzaamheden in box 1.
Van samenwerking in economische zin kan bijvoorbeeld sprake zijn als de bv en de stichting in exclusief verband hun werkzaamheden op elkaar afstemmen en onderling informatie uitwisselen.