In beginsel valt het voordeel uit een kwijtschelding van een schuld, die de schuldeiser niet kan invorderen, onder de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Dat de schuldeiser een tweede recht van hypotheek als voldoende zekerheidstelling accepteert, betekent nog niet dat hij zijn vordering als oninbaar ziet. Het verstrekken van een tweede recht op hypotheek vormt daarom geen garantie voor het mogen toepassen van de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Dit is gebleken uit een zaak voor rechtbank Den Haag.
De schuldenaar in deze zaak heeft bij het aangaan van de lening redelijke omzetten behaald. Ook in latere magere jaren is er een perspectief op winstgroei. Daarom heeft de rechtbank gemeend dat de vordering nog een reële waarde had.