In een zaak voor de Hoge Raad wilde een bv met een pensioenverplichting aan haar dga overstappen van het kapitaaldekkingsstelsel naar het omslagstelsel. Daardoor zou de pensioenverplichting vrijvallen en kon de bv voorkomen dat een verlies verdampte. Maar de Hoge Raad ziet niet langer ruimte voor het omslagstelsel, althans niet als de dga de enige werknemer is. In zo’n geval komt toepassing van het omslagstelsel dan in feite neer op het hanteren van het kasstelsel. Een omslagstelsel veronderstelt voor het kunnen omslaan van pensioenkosten een zeker aantal werknemers van verschillende leeftijden. Bij een bv met slechts één werknemer is omslag daarom niet mogelijk. Het achterwege laten van de passivering van pensioenverplichtingen botst met het realiteitsbeginsel en voorzichtigheidsbeginsel van het goedkoopmansgebruik. Toepassing van het omslagstelsel heeft verder tot gevolg dat de met de pensioentoezegging gemoeide lasten tot uitdrukking komen in andere jaren dan die waarop de aangegane verplichtingen betrekking hebben. Dit botst met het matchingbeginsel.
Met dit arrest komt de Hoge Raad terug op een arrest uit 1969. Daarom biedt de Hoge Raad een overgangsregeling. Het omslagstelsel is daardoor nog wel mogelijk voor pensioenverplichtingen die zijn aangegaan of overgenomen vóór 23 februari 2024, mits daarvoor vanaf het ontstaan of de overname het omslagstelsel is toegepast.