Wie de startersvrijstelling in de overdrachtsbelasting wil gebruiken, moet verklaren deze vrijstelling niet eerder te hebben toegepast. Stel dat iemand op een dag het erfpachtrecht op een perceel verkrijgt. Diezelfde persoon koopt op dezelfde dag van een andere verkoper de blote eigendom van het perceel. In eerste instantie zou alleen de eerste verkrijging onder de startersvrijstelling kunnen vallen. Maar de staatssecretaris van Financiën keurt goed dat de startersvrijstelling op beide verkrijgingen van toepassing is. Voor de goedkeuring mag de waarde van het beperkte recht en de blote eigendom van de woning gezamenlijk hooguit € 400.000 (woningwaardegrens) bedragen.
Vinden tussen het ondertekenen van de koopovereenkomst en de werkelijke verkrijging van de woning onvoorziene omstandigheden plaats? En kan daardoor de verkrijger de woning niet meteen gebruiken? Ook dan kan de startersvrijstelling van toepassing zijn.