In een zaak voor rechtbank Noord-Nederland heeft een bv een pand gehuurd waarin zij kramen verhuurt aan particulieren en ondernemers voor de verkoop van tweedehands goederen. De huurders betalen daarvoor een vaste prijs. De verkopers van de tweedehands goederen bepalen zelf de verkoopprijzen en kunnen alleen tijdens openingstijden bij hun kraam komen. De bv handelt alle verkopen in naam en voor rekening van de verkopers af. Zij betaalt hen periodiek uit voor behaalde omzet. Soms brengt de bv provisie in rekening voor de verkoop. Als kramen leeg zijn, vult de bv ze met tweedehands goederen en boekt de omzet op een afzonderlijke klantnaam. De rechtbank oordeelt dat de prestaties die de bv levert niet kwalificeren als btw-vrijgestelde verhuur van onroerend goed. Volgens de rechtbank is hier sprake van het btw-belast verlenen van het recht om goederen uit te stallen en te verkopen, en die verkopen financieel af te wikkelen.
De rechtbank oordeelt ook dat de fiscus niet heeft bewezen dat de aanslagen aanvankelijk op een te laag bedrag zijn vastgesteld als gevolg van (voorwaardelijke) opzet van de bv. Een vergrijpboete is daarom hier niet gepast.