Bij de berekening van het dagloon voor een WW-uitkering blijven eventuele loonloze periodes buiten beschouwing. Dit is niet het geval bij de berekening van de WIA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) constateert dat hier sprake is van vergelijkbare gevallen die anders worden behandeld. Dat verschil in behandeling heeft te maken met ziekte en arbeidsongeschiktheid. Volgens Europese regels is dat een verboden discriminatie vanwege handicap. Voor dit verschil in behandeling bestaat geen rechtvaardiging. De CRvB bepaalt daarom dat het UWV bij de berekening van het dagloon van een WIA-uitkering, rekening moet houden met loonloze periodes, net zoals dat gebeurt bij het dagloon van een WW-uitkering.
Het loon dat is genoten in het refertejaar met loonloze periodes moet men dus niet delen door 261 dagen maar door een lager getal. Hierdoor zal het dagloon van de betrokkenen mogelijk hoger worden en dus hun uitkering ook.