In beginsel moet de Belastingdienst beschikken over een nieuw feit om een navorderingsaanslag op te mogen leggen. Als de Belastingdienst had moeten weten dat een erflater in Nederland woonachtig was op het moment van zijn overlijden, ontbreekt in eerste instantie een nieuw feit. Maar het kan gebeuren dat de erfrechtelijke verkrijging hoger blijkt te zijn te zijn dan de inspecteur aanvankelijk kon weten. In zo’n geval kan sprake zijn van een partieel nieuw feit. In dat geval mag de Belastingdienst wel navorderen over het deel van de erfrechtelijke verkrijging dat meer bedraagt dan het bedrag van de verkrijging die bij de fiscus bekend had moeten zijn. Dat blijkt althans uit het oordeel van hof Den Bosch.
Navorderen is ook mogelijk bij een zogeheten kenbare fout of als de belastingplichtige te kwader trouw is. Als navordering slechts mogelijk is door de aanwezigheid van een kenbare fout, is de navorderingstermijn twee jaar vanaf het vaststellen van de belastingaanslag of vanaf het moment waarop de fiscus heeft besloten geen aanslag op te leggen.