Het Besluit proceskosten bestuursrecht (BPB) maakt onderscheid in de puntwaarde in bezwaar voor belasting- en andere zaken. Een man heeft in zijn incidentele cassatieberoep gesteld dat dit onderscheid discriminatoir is. De Hoge Raad gaat mee in zijn redenering. De Hoge Raad moet kunnen beoordelen of sprake is van gelijke gevallen en zo ja, of een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor het onderscheid in puntwaarde in bezwaar. Deze beoordeling is door een gebrekkige motivering door de besluitgever niet mogelijk. Daardoor kan de rechter evenmin beoordelen of het BPB op dit punt in strijd is met het discriminatieverbod. Omdat die mogelijkheid niet valt uit te sluiten, moet de rechter de lage puntwaarde bij gebreke van een toetsbare motivering buiten toepassing laten. In plaats daarvan moet de rechter bij de berekening van de bezwaarkostenvergoeding uitgaan van de hogere puntwaarde, aldus de Hoge Raad.
Volgens het BPB bedraagt een bezwaarkostenvergoeding in 2024 € 296 voor belastingzaken en zaken over de premies sociale verzekeringen, de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw of betalingen die deze premies of bijdrage vervangen. In andere zaken bedraagt de bezwaarkostenvergoeding € 597.