Stel, een manager woont in Nederland en houdt alle aandelen in een holding. De holding houdt weer een belang in een buitenlandse rechtsfiguur die te vergelijken is met een open cv. De buitenlandse rechtsfiguur houdt gewone aandelen in een buitenlandse aandelenvennootschap (de kleindochter). Voor de manager vormt het aandelenbelang in de kleindochter een middellijk gehouden lucratief belang. Later brengt hij in het kader van een reorganisatie het belang in de buitenlandse rechtsfiguur in een nieuwe buitenlandse vennootschap in. Dat gebeurt via een aandelenruil. Na de aandelenruil heeft de manager nog steeds een middellijk gehouden lucratief belang in de kleindochter. Maar de vennootschappelijke structuur is wel gewijzigd. De vraag is dan of de manager met betrekking tot de aandelenruil een voordeel uit lucratief belang in aanmerking moet nemen. De Kennisgroep resultaat uit overige werkzaamheden neemt als standpunt in dat dit niet het geval is. Er is namelijk geen sprake van realisatie in fiscale zin door de middellijk lucratiefbelanghouder. De economische belangen blijven ongewijzigd.
Zelfs al zou men wel concluderen dat sprake is van een winstrealisatiemoment, dan zou men in het beschreven geval een beroep kunnen doen op de ruilarresten. Zo is directe fiscale afrekening te voorkomen, aldus de kennisgroep.