Het niet langer aanwezig zijn van een aanmerkelijk belang vormt voor de heffing van inkomstenbelasting een fictieve vervreemding. Ontbreekt een feitelijke tegenprestatie of is deze bedongen onder niet normale omstandigheden? Dan moet men de tegenprestatie in beginsel stellen op de waarde in het economische verkeer van de aandelen. Stel nu dat een aandeelhouder wel een aanmerkelijk belang heeft in een bv, maar dat dit een minderheidsbelang is. Tussen deze aandeelhouder en een andere aandeelhouder, die enig bestuurder is en een meerderheidsbelang in de bv heeft, ontstaat een geschil. Vervolgens weigert de meerderheidsaandeelhouder de minderheidsaandeelhouder enig inzicht te geven in de feitelijke gang van zaken en de financiële positie van de bv. In zo’n situatie zal een eventuele koper niets willen betalen voor het minderheidsbelang. De waarde van dat belang is daarom nihil, zo meent rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Wie nog een verlies uit aanmerkelijk belang heeft openstaan, maar in het desbetreffende kalenderjaar en het daaraan voorafgaande jaar geen aanmerkelijk belang meer heeft, kan dit verlies omzetten in een belastingkorting van 24,5% (percentage 2024) van het verlies.